Het Anker
‘Een brouwerij is meer dan een bierfabriek’
Bierbrouwer en horecaondernemer Charles Leclef
Een kwarteeuw geleden kwam een jonge telg van de vijfde generatie - 25 amper - aan het hoofd van de Mechelse brouwerij Het Anker. Onder zijn impuls herrees het zieltogende bedrijf uit zijn as om wereldfaam te verwerven. “Gelukkig was ik jong en naïef, anders had ik het nooit kunnen realiseren.” Een gesprek met brouwer én horecaondernemer Charles Leclef.
Niet zonder fierheid laat Charles Leclef ons in zijn bureau proeven van zijn nieuwste kind, de Gouden Carolus Indulgence, whisky infused . De geur van sterk bier en whisky past wonderwel bij het interieur met de zware eikenhouten meubels en lambriseringen. Deze plek ademt geschiedenis uit.
Fifth generation family owner lees ik op het etiket van dit bier. Hoe ver gaat de geschiedenis van dit huis terug?
“Mijn betovergrootvader kocht Het Anker in 1870 van de begijntjes. Maar de geschiedenis gaat 500 jaar of meer terug. Het oudste document dat we teruggevonden hebben, dateert al van 1472. De begijnen waren hier vooral bezig met ziekenzorg en het donkere bier dat ze brouwden diende in eerste instantie als ziekenrantsoen voor de patiënten.”

Hoe belangrijk is deze locatie voor het bedrijf?
“Onze ligging in het begijnhof maakt dat we een deel zijn van het sociale weefsel van de stad. De oude gebouwen dreigden 25 jaar geleden in te storten, maar het is van cruciaal belang geweest in ons verhaal dat we hier gebleven zijn, verankerd in de stad. Dat is een van onze belangrijkste troeven: wij zijn de brouwerij van de stad geworden. Wij organiseren proeverijen, concerten en events, we hebben een hotel met 22 kamers en onze brasserie is een van de best draaiende horecazaken van Mechelen geworden. We hebben de poorten van onze brouwerij letterlijk opengegooid zodat de mensen uit het begijnhof hier zo komen binnenwandelen.”
We mogen niet vergeten dat het bier hoofdzaak is. Gouden Carolus won zowat alle prijzen die er te winnen zijn en heeft wereldfaam gekregen.
“Mijn grootvader had een visionaire visie. In de jaren 1960 toen de grote pilsbrouwerijen alles opkochten, ging hij zich specialiseren in speciaalbieren. Lang voor de hype van de Belgische bieren bestond. Die trend hebben wij voortgezet.”
Hoe erg was de brouwerij eraan toe toen u het bedrijf overnam?
“We hadden een gigantisch probleem van infrastructuur, er was geen commerciële ondersteuning en onze activiteit was herleid tot één keer brouwen per maand. De brouwerij was op sterven na dood. Maar we hadden een topbier. Omdat de locatie voor mij heilig was, moesten we eerst de ruïne heropbouwen zodat we hier de mensen konden ontvangen.”
U hebt er van meet af aan voor gekozen om de brouwerij te linken aan horeca-activiteiten.
“We hadden inkomsten nodig en we moesten leven brengen in de brouwerij. Een van de eerste beslissingen was om de oudste vleugel om te bouwen tot een hotel met 22 kamers. Mechelen had toen een tekort aan hotelkamers. Van dag één hadden we een zeer goede bezetting. Later hebben we het oude cafeetje omgebouwd tot een brasserie waar we tegelijk het bier en biergerechten promoten. Zeven dagen op zeven zit het vol. Horeca is voor ons geen doel op zich maar heeft een functie: de mensen ontvangen in de brouwerij. Dat is een van de hoekstenen van het grote verhaal dat we hier hebben willen uitbouwen.”
Door de groei van de brouwerij moest u enkele jaren geleden uitbreiden.
“Een cruciale beslissing is geweest om hier op deze locatie in het Begijnhof bier te blijven brouwen. Dit is het hart van de brouwerij. Hier ontvangen wij de mensen. Om dat te kunnen realiseren, hebben we de bottelarij naar de industriezone overgebracht om hier de ruimte ten volle te kunnen benutten. Wij houden onze horeca-activiteiten ook onder eigen beheer zodat we het hele verhaal kunnen doen passen in onze filosofie.”
Wat is het volgende project?
“U weet dat wij ook whisky stoken, een mooie whisky mag ik wel zeggen. Wel, mijn betovergrootvader was oorspronkelijk, voor hij de brouwerij kocht, een jeneverstoker. We zijn er nu in geslaagd om de oude gebouwen van de stokerij in Blaasveld op te kopen om daar onze whisky te gaan stoken. Ziet u, het past allemaal in het grote verhaal.”
Groeien kost geld.
“Wij hebben alles dat binnenkwam weer in de zaak gestoken, en we hebben het geluk een bank te hebben die in ons gelooft. Bovendien interesseert het me niet zo om zelf geld te hebben, dat helpt ook. (lacht)”
U bent van vorming geen brouwer, u bent geen horecaondernemer. Is dat uw geluk geweest?
“Ik denk dat mijn geluk vooral geweest is dat ik jong was, naïef, en risico’s gelopen heb. Na mijn legerdienst ben ik meteen in de brouwerij ingestroomd. Soms moet je durven afbreken wat je opgebouwd hebt, en dat doe je alleen als je jong en onbezonnen bent. Ik heb toegepaste economische wetenschappen gestudeerd. Van bier brouwen kende ik dus niet veel zodat ik 1. een beroep moest doen op competente mensen die er meer van wisten dan ik, 2. mij niet zozeer met het brouwen zelf moest bezighouden maar een globale visie kon ontwikkelen zonder vast te lopen in de dagdagelijkse activiteiten van een brouwerij. Wat mijn ervaring in de horeca betreft, die beperkte zich tot de mess van de officieren… (lacht)”
Er zijn twee factoren die ook in uw voordeel hebben gespeeld: de hype van de Belgische bieren plus de toenemende interesse voor food & beer pairing.
“Daar ben ik het mee eens, maar je kunt die redenering ook omdraaien. Hoe komt het dat die hype voor de Belgische speciaalbieren er gekomen is? Het is te danken aan de koppigheid en het rebelse van een aantal fanatieke brouwers dat die hype van de Belgische bieren er gekomen is. Het is een geluk dat we met de brouwers van speciaalbieren zelf in de hand hebben gewerkt.”
Wat is uw favoriete bier?
“Dat is zoals met kinderen: je hebt toch ook geen favoriete kinderen. Ik vind dat we een mooi assortiment bieren hebben in de verschillende categorieën. Het moment bepaalt welk biertje ik graag drink. Wees gerust: ik lust ze allemaal.”
Over kinderen gesproken: komt er een zesde generatie aan het hoofd van de zaak?
“Ik ben 50, amper 50 zal u zeggen, maar ik vind het belangrijk om daarover te spreken met de kinderen. Ik heb het gevoel dat de volgende generatie wanneer de tijd rijp is, de zaak zal overnemen. Maar het zal anders zijn voor mijn opvolgers dan voor mij. Ze hebben mij hier zelf helemaal onder het stof met de heftruck zien rondrijden, stoofvlees zien bereiden wanneer er een groep kwam eten. Nu staat er een organisatie met 70 personeelsleden en wordt er 35.000 hectoliter per jaar geproduceerd.”
Als u hen één raad zou meegeven voor de toekomst?
“Dat ze nooit dit uit het oog mogen verliezen: een brouwerij is meer dan een bierfabriek.”
www.hetanker.be
Henk Van Nieuwenhove